Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AL7309

Datum uitspraak2003-09-17
Datum gepubliceerd2003-10-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/00807
Statusgepubliceerd


Indicatie

art. 13 WAHV; art. 13a WAHV; art. 14 WAHV; De kantonrechter heeft de sanctie gematigd tot nihil. Na de zitting van de kantonrechter doch vóór diens beslissing heeft de betrokkene een verzoek om een kostenvergoeding ingediend. De beslissing van de kantonrechter moet worden gezien als een tussenbeslissing. De stelling van de betrokkene dat de hoogte van het door de betrokkene geclaimde bedrag aan proceskosten van €Euro 78,43 naar doel en strekking van de wet tot ontvankelijkheid van het hoger beroep zou dienen te leiden vindt noch steun in de wet, noch steun in de wetsgeschiedenis. Geen doorbreking appelverbod. De kantonrechter is niet buiten het toepassingsgebied van art. 13 WAHV getreden.


Uitspraak

WAHV 03/00807 17 september 2003 CJIB 51929077 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Breda van 10 juli 2003 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft bij beslissing van 24 april 2003 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Breda gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de opgelegde sanctie, de beslissing van de officier van justitie in zoverre gewijzigd, de sanctie gematigd tot nihil en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Tevens heeft de kantonrechter bepaald dat de door de betrokkene betaalde zekerheidstelling aan hem dient te worden gerestitueerd. Bij beslissing van 10 juli 2003 heeft de kantonrechter het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen. De beslissingen van de kantonrechter zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van 10 juli 2003 hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 28,- opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) tot en met 10 km per uur", welke gedraging zou zijn verricht op 28 mei 2002 op de Driehoefijzersstraat in Zevenbergschen Hoek. 3.2. De kantonrechter heeft de sanctie bij beslissing van 24 april 2003 gematigd tot nihil, omdat de zaak van de betrokkene niet zorgvuldig is behandeld. 3.3. Bij brief van 17 april 2003, door de griffie van de rechtbank ontvangen op 18 april 2003, heeft de betrokkene verzocht om een kostenvergoeding tot een bedrag van €Euro 78,43. 3.4. Bij beslissing van 10 juli 2003 heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen. 3.5. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het hoger beroep overweegt het hof in de eerste plaats, dat de beslissing van de kantonrechter van 24 april 2003 moet worden aangemerkt als een tussenbeslissing, nu niet op het verzoek om een kostenvergoeding is beslist (vgl. HR 22 februari 2000, VR 2000,147). Dat het verzoek na de zitting van de kantonrechter van 17 april 2003 is ingediend, doet hieraan niet af. Het op 18 juli 2003 ter griffie van de rechtbank binnengekomen hoger beroepschrift is, nu de kantonrechter op 10 juli 2003 over de proceskosten heeft beslist, tijdig ingediend. 3.6. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan Euro€ 70,--, of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. Het laatstgenoemde geval doet zich hier niet voor. 3.7. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep niettemin ontvankelijk is, omdat het in deze zaak gaat om een bedrag van Euro€ 78,43 en het begrip sanctie volgens de memorie van toelichting ruim geïnterpreteerd dient te worden in die zin dat bedoeld wordt bedragen van Euro€ 70,- (het hof leest: meer dan Euro€ 70,-) die onderwerp van beroep zijn ex WAHV. 3.8. De stelling van de betrokkene dat de hoogte van het door de betrokkene geclaimde bedrag aan proceskosten van €Euro 78,43 naar doel en strekking van de wet tot ontvankelijkheid van het hoger beroep zou dienen te leiden vindt noch steun in de wet, noch steun in de wetsgeschiedenis. 3.9. Het vorenoverwogene brengt mee, dat het beroep van de betrokkene dient te worden verworpen. De omstandigheid dat de kantonrechter naar de opvatting van de betrokkene een onjuiste beslissing heeft genomen op het verzoek om vergoeding van proceskosten doet daaraan niet af. Die omstandigheid brengt immers niet mee dat de kantonrechter is getreden buiten het toepassingsgebied van art. 13 WAHV dan wel dat de kantonrechter zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling. Voor een doorbreking van het appelverbod van art. 14, eerste lid, WAHV is derhalve geen plaats. 4. De beslissing Het gerechtshof: verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.